Pedagogisch beleid van kindercentrum AylaGaya.

Dit pedagogisch beleid is vast gesteld bij het uitkomen van het nieuwe pedagogisch kader voor de kinderopvang in samenspraak met oudercommissie en pedagogisch medewerkers.

Laatste keer gewijzigd 13 april 2014.

VOORWOORD.

De kinderopvang is de laatste jaren enorm in beweging. Kwam de kinderopvang uit de traditie van letterlijk verzorgen van jonge mensen, nu ontwikkelt de kinderopvang zich steeds meer naar een leeromgeving waarin de agogische relatie tussen pedagogisch medewerker, ouder en kind centraal staat. We kiezen nadrukkelijk voor de agogische relatie omdat het niet alleen om de relatie tussen pedagogisch medewerker en kind gaat, centraal staat het samenspel tussen pedagogisch medewerker,kind en ouder. In deze cirkel staat het kind centraal en geven ouders en pedagogisch medewerkers gezamenlijk richting aan het opvoedkundig proces. Dit sluit aan op onze visie: in de bonte stoet van mensen is iedereen welkom. Dit betekent dat een ieder er vanuit zijn eigen autonomie mag zijn, mits er respect is voor de ontplooiing en ontwikkeling van de ander. Dit pedagogische beleidsplan kent zijn oorsprong in kindercentrum Ayla. Kindercentrum AylaGaya is de nieuwe benaming van de kindercentra Ayla en Gaya.

Overal waar in dit plan gesproken wordt over ouders worden ook verzorgers, éénouder gezinnen etc.bedoeld. De kern van het pedagogisch proces is leren. Leren wat vanuit ervaringen door kleine en grote mensen wordt vormgegeven. Leren is dus een proces dat plaatsvindt bij grote en kleine mensen. Kern van dit leerproces is spelend leren en verzorgend leren. Deze beide vormen van leren zullen steeds als rode draad zichtbaar terugkomen in dit plan. Dit pedagogische beleidsplan en de daaruit voortkomende uitvoering zullen ieder jaar worden geëvalueerd en daar waar nodig is worden bijgesteld. Kindercentrum AylaGaya houdt zich bezig met de opvang van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar.



Dit pedagogisch beleid is samengesteld, door het management van AylaGaya in samenspraak met de groepsleiding en geïmplementeerd op de groepen.

In 2011 zijn we in samenspraak met de ouderadviescommissie begonnen met de implementatie van Peuterplein. Vanaf juli 2012 zijn we met VVE gestart. Op een groep geven we VVE geïntegreerd met kinderopvang, een groep biedt 3 uur VVE.

Het kindercentrum hecht grote waarde aan de invulling en de uitvoering van het pedagogisch beleid en Peuterplein kan dit verder ondersteunen en vorm geven. Suggesties ten aanzien van het pedagogisch beleid of aanmerkingen over de opvolging daarvan kunnen dan ook te allen tijde aan de (direct) leidinggevenden gemeld worden. Jaarlijks zullen wij het beleid -in samenspraak met de oudercommissie- toetsen op actualiteit, nieuwe inzichten, trends en wettelijke regelgeving t.a.v. de pedagogische aspecten in de kinderopvang.



INLEIDING.

Uitgangspunt voor dit pedagogisch beleidsplan is dat grote mensen en kleine mensen er mogen zijn. Binnen dit mogen zijn hebben mensen een natuurlijke neiging om zich te willen ontwikkelen. Dit willen ontwikkelen vertaalt zich in leerprocessen. Deze leerprocessen willen wij vorm geven d.m.v. ervaringsgericht werken. Het leren van kleine mensen vertaalt zich in 2 verschillende leerroutes. Spelend leren en verzorgend leren. De nadruk ligt op spelend ontdekkingen mogen doen. In die zin kiest het kindercentrum nadrukkelijk voor deze vorm van leren en niet voor het meten van gedrag van jonge mensen in een bepaalde leeftijdsfase. Ieder kind mag er zijn binnen een omgeving waarin een groep kinderen aanwezig is. Dit leerproces vertaalt zich in 6 competentie gebieden wat in hoofdstuk 3.3 nader wordt uitgewerkt.

Daarnaast is het zo dat pedagogisch medewerkers zich willen ontwikkelen. Immers als de pedagogisch medewerker niet bewust is van zijn leerroute dan kan de medewerker zich moeilijk inleven op de leerroute van het kind. In hoofdstuk 5 zal dit nader uitgewerkt worden. Zoals in de inleiding al werd aangegeven gaan we uit van de triade ouder-kind-pedagogisch medewerker. Ook ouders leren en ontwikkelen zich snel in hun relatie met hun kind. Dit proces ontwikkelt zich als een spontaan proces. Dit proces gaat gepaard met veel plezier en (soms met) onzekerheden. In die zin onderscheidt een pedagogisch werker zich nadrukkelijk van de ouder door een bewuste agogische relatie aan te gaan met de ouder/verzorger en het kind. Ten slotte willen we dit beleid operationaliseren door een aantal dossiers uit te werken waarin het kindercentrum aangeeft hoe zij dit beleid vorm geeft in haar dagelijks handelen. Hoofdstuk 6 zal gaan over een aantal dossiers waarin het pedagogisch beleid concreet handen en voeten krijgt. Dit pedagogisch beleid, met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en de functie die de kinderopvang daarin heeft kent de volgende opbouw. Het geeft inzicht in:

Hoofdstuk 1: Doelstelling en functie van de kinderopvang.

Doelstelling.

De algemene doelstelling van onze kindercentra staat als volgt omschreven; het aanbieden van een opvangmogelijkheid voor kinderen van 0 tot en met 4 jaar aan ouders en verzorgers in de daartoe geschikte ruimten (in groepsverband).

Binnen kindercentrum AylaGaya is opvang mogelijk van 7.30 uur tot 18.30 uur, voor kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar, waarbij hen optimale ontplooiingsmogelijkheden worden geboden, onder leiding van de door de organisatie aangestelde/geselecteerde professionele beroepskrachten. Daarnaast wil de organisatie "verantwoorde kinderopvang" bieden, zoals dit in de Wet Kinderopvang geformuleerd is: "Verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving': Voor de pedagogische onderbouwing van het begrip "verantwoorde kinderopvang" in de Wet Kinderopvang is gekozen voor de competentie gebieden zoals uitgewerkt is in pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar (zie hoofdstuk 3: Opvoedingsdoelen van de kinderopvang).

Functie van de kinderopvang.

Kinderopvang heeft een tweeledige functie: a. de oudergerichte functie; ouders in de gelegenheid stellen activiteiten binnen en buitenshuis te verrichten, die moeilijk te combineren zijn met de zorg voor jonge kinderen (werk, studie etc.).

Daarnaast zijn er ouders, die vanuit medische en/of sociale gronden aangewezen zijn op kinderopvang. De kinderopvang biedt ouders de gelegenheid om met elkaar en met de groepsleiding in contact te komen, zodat ervaringen en dagelijkse opvoedingsvragen kunnen worden uitgewisseld. De kindgerichte functie; het bieden van onderdak, verzorging, begeleiding en opvoeding aan kinderen zijn de 4 kerntaken van de kinderopvang. De kerntaak onderdak valt onder het algemeen beleid. De taken verzorging, begeleiding en opvoeding maken onderdeel uit van het pedagogisch beleid. Deze taken zijn in opvoedingssituaties zo zeer met elkaar verbonden dat ze als één kerntaak worden opgevat, nl. opvoeding. In het pedagogisch beleidsplan wordt als uitgangspunt gekozen de triade het kind (hoofdstuk 2 en 3) - ouder (hoofdstuk 4) - pedagogisch medewerker (hoofdstuk 5).

Hoofdstuk 2: Ontwikkeling van kinderen.

Visie op ontwikkeling.

Elk kind heeft de drang in zich om zich te ontwikkelen en doet dat op zijn manier op basis van aanleg en eigen unieke persoonlijkheidsstructuur. De ervaringen die een kind opdoet, bepalen voor een groot deel wie het wordt en hoe het zal functioneren. Een kind ontwikkelt zich in een voortdurende wisselwerking tussen eigen aanleg en opgedane ervaringen.

Een kind heeft een natuurlijk drive om de wereld te willen verkennen en vorm te geven. Enerzijds treedt het kind zelf de wereld actief tegemoet door spontane activiteiten en door dingen te doen die hem interesseren; anderzijds wordt de ontwikkeling beïnvloed door de sociale context waarbinnen de opvoeding plaatsvindt. Juist door het deelnemen aan verschillende sociale omgevingen, doet een kind veel ervaring op. De kinderopvang heeft hierin een unieke taak omdat zij kinderen de mogelijkheid biedt om zich in een groep te ontwikkelen. Een groep heeft een eigen identiteit waar door kinderen zich anders ontwikkelen dan in het kerngezin. Kenmerkend voor dit kerngezin is vaak de kleinschaligheid en vaak is het kind alleen of deelt dit met 1 of 2 broertjes en/of zusjes. Kinderen vormen zich door wisselwerking met andere kinderen, ouders, andere volwassenen en de wereld om zich heen. Binnen het kindercentrum is het pedagogisch handelen erop gericht, een bijdrage te leveren aan de totale persoonlijkheidsvorming. Hierbij ligt de nadruk op de autonomie van het kind. Het kind mag er zijn in al zijn facetten en kleuren. Dit kan echter nooit zonder de groep waarin het kind vertoeft. De groep heeft een eigen identiteit waarin het kind zich op verschillende manieren ontwikkelt (zie hoofdstuk 3.3.). Daarbij leggen wij als kindercentrum de nadruk op de sociaal-emotionele ontwikkeling, omdat deze naar onze mening de belangrijkste voorwaarde vormt voor de ontwikkeling van andere competenties van het jonge kind. Daarnaast baseren wij ons voor de praktische uitwerking op het pedagogisch kader van het platform voor de kinderopvang.

De ontwikkeling van kinderen.

Het kind ontwikkelt zich op zijn eigen unieke wijze. Er bestaat geen gemiddeld kind. Het ene kind zal bijv. kunnen lopen met 10 maanden de ander loopt met 18 maanden. Of het kind praat wanneer het 18 maanden is met enkelvoudige zinnen. Zo is het verhaal bekend dat Einstein pas zijn eerste woordje sprak toen hij 3 jaar was. Van de pedagogisch medewerker mag worden verwacht dat hij/zij op de hoogte is van de ontwikkelingskenmerken van het kind. Deze kennis mag niet vertaald worden in een meet instrument met een waardering over de kwaliteit in de ontwikkeling van het kind. Steeds is het uitgangspunt de autonomie van het kind en dat een kind op een spelende manier de wereld om zich heen ontdekt. De pedagogisch medewerker stimuleert op een actieve wijze de ontwikkeling van het kind samen met de ouder. Ook heeft de pedagogisch medewerker een signalerende werking naar collega's en ouders over de ontwikkeling van het kind. Deze kennis kan gebruikt worden om samen met ouders en collega's een plan op te stellen hoe het kind in zijn ontwikkeling gestimuleerd kan worden. Hulpmiddelen hierbij zijn bijv. 10 minuten gesprekken. Ook werken de kindercentra met kinddossiers en heeft ieder kind een eigen dossier. Hierin wordt vastgelegd hoe de ontwikkeling van het kind verloopt. Ook werken de kindercentra met een mentor voor ieder kind (dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6.1 het wenproces).

Groepssamenstelling.

Het uitgangspunt van onze organisatie bij het omgaan met kinderen is het bieden van een veilige en vertrouwde omgeving. Daarin kunnen kinderen relaties aangaan met zowel andere kinderen als volwassenen en krijgen ze de ruimte om zich individueel en in groepsverband te ontplooien. De kindercentra voeren vanaf 1 juli 2005 een open deuren beleid. De reden voor de kindercentra om te werken volgens het open deuren beleid, is het bieden van veiligheid en continuïteit. De kinderen wennen aan meerdere pedagogische medewerkers en op het moment dat de eigen pedagogisch medewerker ziek of op vakantie is wordt het kind alsnog opgevangen door een voor het kind bekende pedagogische medewerker en zal de veilige en vertrouwde omgeving gewaarborgd worden. Het open deuren beleid houdt in dat op alle vestigingen van de Kindercentra 's morgens van 7.30uur tot 8.30 uur en 's avonds van 17.30uur tot 18.30uur de groepen gezamenlijk worden opgevangen. De groep waar het kind officieel geplaatst is heet de stamgroep van het kind. De kinderen van twee stamgroepen worden opgevangen op één vaste groep (dit is voor de duidelijkheid altijd dezelfde groep), dit gebeurt vanaf 7.30uur tot 8.30uur en van 17.30uur tot 18.30uur. Om 8.30uur worden de groepen opgesplitst afhankelijk van de kind/pedagogisch medewerker ratio en gaat iedere pedagogisch medewerker met zijn eigen kinderen naar de eigen groep. Om 9.30uur komt de tweede pedagogisch medewerker. Aan het einde van de dag om 17.30uur worden de groepen weer samengevoegd en gaan de kinderen en de pedagogisch medewerkers naar de vaste stamgroep waar de ouders de kinderen op kunnen halen.

Inrichting en ruimten.

leder kind wordt opgevangen in een vaste (stam)groep met eigen groepsruimte. De eigen groepsruimte is een herkenbare en vertrouwde plek voor het kind. De groepsruimte is zodanig ingericht en ingedeeld dat kinderen van verschillende leeftijd op de leeftijd afgestemde activiteiten kunnen ontwikkelen. De ruimten zijn voor kinderen op herkenbare wijze ingedeeld met plaatsen voor rust en actie, en mogelijkheden die aansluiten bij leeftijd en ontwikkelingsstadium van een kind. In de ruimten wordt een evenwicht geboden tussen veiligheid en uitdaging. Op bepaalde vaste momenten op de dag biedt de (stam)groep de mogelijkheid aan kinderen om ook buiten de eigen (stam)groep ervaring op te doen. Een kind kan vanuit de vertrouwde groepsruimte zijn actieradius (reikwijdte, de afstand die door het kind zelfstandig kan worden overbrugd) verbreden, en andere ruimten onderzoeken

Rol van de kinderopvang op de ontwikkeling.

De organisatie ziet het als haar taak om een situatie te creëren, waarin het kind zich optimaal kan ontwikkelen vanuit de eigen autonomie. Deze ontwikkeling kan niet zonder de groep waarin het kind verblijft. Het jonge kind leert via de leeftijdsgenoten wat los staat van de agogische relatie tussen ouder, kind en pedagogisch medewerker. Ook de ruimte waarin het kind zich bevindt beïnvloedt de ontwikkeling van het kind. In die zin kiezen het kindercentrum ook voor het inhuren van kunstenaars die de groepen mede vormgeven. Door het inzetten van kunstenaars wordt een omgeving gecreëerd waarin het kind, ouder en pedagogisch medewerker zich op hun gemak voelen. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de verschillende ontwikkelingsgebieden. De kindercentra kiezen hierbij voor de autonomie van het kind en geven maatwerk aan dit ontwikkelingsproces. Dit wordt o.a. zichtbaar via het mentorschap en het kinddossier. De ruimte en het spelmateriaal, die worden aangeboden, passen bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Daarnaast wordt de zelfstandigheid van het kind gestimuleerd, waarbij wordt uitgegaan van de mogelijkheden van het betreffende kind

Kinderen plus.

In de bonte stoet van mensen is iedereen welkom. De kindercentra staan voor integratie, wij ervaren dat kinderen doen aan integratie. Zij zullen samen doen wat samen kan, elkaar helpen als ze dit kunnen en willen, en hulp vragen waar dat nodig is. Als kinderen vanuit hun nieuwsgierigheid kennis maken met kinderen met een handicap (kinderen plus) kan dit voor beide kinderen nieuw en spannend zijn en niet als een belemmering worden ervaren. Diversiteit en integratie krijgen op deze manier een heel eigen betekenis, diversiteit in cultuur en achtergrond, maar dus ook in fysieke en gedragsmatige mogelijkheden. Kinderen ontwikkelen zich aan en met elkaar, het kindercentrum bied hier ruimte en mogelijkheden voor. Voor de vestigingen is er binnen iedere groep ruimte voor opvang van 1 of 2 kinderen plus binnen de groep kinderen zonder handicap. Dit beleid wordt o.a. zichtbaar in het feit dat er speciale faciliteiten zijn om dit proces vorm te geven. Praktijkvoorbeeld: in het kindercentrum was een kindje aanwezig met een meervoudige handicap . De pedagogisch medewerkers hebben m.b.v. extra ondersteuning vanuit Okido en het stimuleringsprogramma “kleine stapjes” begeleid door de pedagogisch ondersteuner, extra zorg en aandacht kunnen geven zodat dit kindje binnen haar mogelijkheden, aan de reguliere groep kon deelnemen

Hoofdstuk 3: Opvoeding.

Visie op opvoeding.

Zoals eerder gezegd (2.1. visie op ontwikkeling) treedt een kind de wereld zelf actief tegemoet. Vanaf het allereerste begin geeft een kind mede vorm aan zijn eigen opvoedingsomgeving. Hij heeft daarbij hulp van anderen (volwassenen) nodig tijdens zijn "ontwikkelingsreis", met andere woorden opvoeders. Volwassenen kunnen niet zonder meer hun kennis, vaardigheden, gewoonten en inzichten overhevelen naar kinderen, maar opvoeden is een wisselwerking, waarin kind, ouder en pedagogisch medewerker samen vormgeven en er alle drie een aandeel in hebben. De ouder doet dit bv. door bewust tijd te nemen om het opvoedkundig proces te delen met de pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerker doet dit door een bewuste agogische relatie aan te gaan met de ouder. En het kind doet dit door spelend en ontdekkend van elkaar te leren. Bijvoorbeeld samen slapen, samen spelen en samen de wereld ontdekken. Wanneer bijvoorbeeld een baby het handje voelt van een andere baby dan is dit een hele andere sensatie dan het aanraken van de hand van een volwassene. Immers de kinderopvang is een omgeving waarin juist kinderen ook veel van elkaar leren. Daarom is bijv. vrij spelen van evident belang. De rol van de volwassene is hierin met name ondersteunend, observerend en stimulerend in een sfeer waarin elk individueel kind zich gewaardeerd en geborgen weet. De wisselwerking tussen kind en opvoeders wordt ook beïnvloed door de cultuur en de samenleving. Hierdoor wordt bepaald welke taal, welke regels, welke normen en waarden en welke begrippen door de opvoeding worden overgedragen op het kind. Uitgangspunt is de Nederlandse taal. Alle gesprekken vinden plaats in het Nederlands. Al vanaf onze start hebben wij als kindercentrum het belangrijk gevonden om zolang als mogelijk kinderen samen op te laten groeien, ook als dit ten gevolge van gedrag of handicap soms moeilijk lijkt.

Opvoeding in de kinderopvang.

De ouders zijn de eerst verantwoordelijken in de opvoeding van een kind. Een kind dat de opvang bezoekt, maakt deel uit van meerdere opvoedingssituaties, te weten het gezin, de school en de kinderopvang. De taak die de kinderopvang t.a.v. opvoeding heeft, is complementair op de opvoedingssituatie thuis. De kinderopvang heeft wel een eigen verantwoordelijkheid voor de opvoeding van het kind binnen de groepsopvang. De pedagogisch medewerker is niet alleen verantwoordelijk voor het individuele kind maar ook de ontwikkeling van het kind binnen de groep. De ouder(s) blijft/blijven echter verantwoordelijk voor de totale opvoeding. Wat de kinderopvang biedt, is een andersoortige ervaring dan de thuissituatie: er zijn veelal meer kinderen, een andere kindvriendelijke omgeving, meer mogelijkheden voor wat betreft spel (materiaal) en de groepsleiding, die naast de ouders betrokken wordt bij de opvoeding van het kind. Er dient dan ook een goede afstemming tussen verschillende opvoedingssituaties plaats te vinden, zowel in het belang van het kind als in het belang van de betrokken opvoeders. Deze afstemming zal door het regelmatig uitwisselen van ervaringen plaats moeten vinden. Als basis voor het zich kunnen ontwikkelen is een sfeer van veiligheid en vertrouwen nodig. De kinderopvang heeft de taak voor die veiligheid en dat vertrouwen te zorgen, zodat het kind vanuit die zekerheid de wereld om zich heen kan gaan ontdekken.

Hechting.

Het kunnen aangaan van een hechtingsrelatie is één van de belangrijkste ontwikkelingsopgaven van een kind in de eerste levensfasen. Een kind dat "veilig" gehecht is, staat zekerder in het leven en kan zich vol vertrouwen geleidelijk losmaken en op eigen benen leren staan. Factoren die het hechtingsproces gunstig beïnvloeden zijn o.a.: een stabiele, voorspelbare opvoedingssituatie, het aan kunnen gaan van een hechte band met de ouder(s)/verzorger(s), die weer beïnvloedt wordt door het adequaat reageren van de ouder(s)/ verzorger(s) op de signalen van het kind. Binnen de kinderopvang bijv. door het aanbieden van een vast dagritme, een team van vaste leidsters op de groep en door het kind te zien als een autonoom wezen en het kind uit te dagen zich in zijn/haar groep te ontwikkelen. Dit levert positieve ervaringen op, waardoor het vertrouwen weer wordt versterkt; het vertrouwen in zichzelf en de ander.

Ons kindercentrum stelt zich als doel om de kwaliteit en de continuïteit van het hechtingsproces te waarborgen door te werken met vaste professionele krachten die dit hechtingsproces kunnen begeleiden. Tevens wordt elk kind "gekoppeld" aan (een) vaste verzorgster(s)(mentorschap) om het contact met kind en ouder te optimaliseren.

Opvoedingsdoelen van de kinderopvang.

De organisatie ziet het als haar taak om een opvoedingssituatie te creëren, waarin aan ieder kind verantwoorde kinderopvang geboden wordt (zie ook 1.1 Doelstelling) en een kind zich maximaal kan ontwikkelen en ontplooien (zie ook 2.4. Rol van de kinderopvang op de ontwikkeling). Wij willen dit bereiken door in de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanggroepen in elke groep een opvoedingsklimaat te scheppen waarin goede verzorging wordt geboden, waarbij veiligheid en hygiëne veel aandacht krijgen en door een warme persoonlijke begeleiding van de kinderen door de groepsleiding. Voor de pedagogische onderbouwing van het begrip "verantwoorde kinderopvang" is gekozen voor de 6 kernontwikkelingsgebieden zoals dit beschreven staat in het boek: pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar:

Kijk, ik mag er zijn (het bieden van emotionele veiligheid).

Het bieden van een gevoel van veiligheid is de meest basale pedagogische doelstelling voor alle vormen van kinderopvang. Een kind dat zich niet veilig voelt in een omgeving, is niet in staat om nieuwe indrukken en ervaringen op te doen en zich spelenderwijs te ontwikkelen. Wij bieden emotionele veiligheid door;



Kijk, het lukt me zelf (de mogelijk bieden tot het ontwikkelen persoonlijke competenties).

Kinderen worden gestimuleerd bij het ontwikkelen van persoonlijke competenties. Met het begrip "persoonlijke competenties" wordt gedacht aan; veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit doen we door:



Kijk, we doen het samen (bieden van de mogelijkheid tot het ontwikkelen van sociale competenties).

Het begrip "sociale competenties" omvat een scala aan sociale kennis en vaardigheden, zoals zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid.

Wij stimuleren kinderen hierin door:


Kijk, ik ben een lief goed mens (de mogelijkheid bieden tot de overdracht van normen en waarden).

Kinderen krijgen de gelegenheid om zich waarden en normen, de "cultuur" van een samenleving, eigen te maken. Als kindercentrum bieden we een bredere samenleving dan het gezin, waar kinderen in aanraking komen met andere aspecten van onze cultuur en de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. Wij doen dit in de groepsomgeving door:

Kijk, ik kan het zelf zeggen (het stimuleren taal en communicatieve competenties).

Kinderen communiceren in eerste instantie via de non-verbale communicatie waaraan later de taal zich toe voegt. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen een enorme passieve taalontwikkeling kennen. Als kindercentrum nodigen we kinderen uit om die woordenschat te gaan gebruiken in de communicatie met kinderen en leiding, wij doen dit door

Kijk, ik kan dansen, zingen en iets maken (het stimuleren van expressieve en beeldende competenties).

Deze competenties hebben betrekking op dans en beweging; zingen en muziek maken; tekenen, verven en fantasie spellen. Van baby tot peuter kan een kind genieten van bewegen, fantaseren, spelen alsof, of spelen met handpoppen. Wij stimuleren dit door:

Hoofdstuk 4: De ouder(s).

Inleiding.

Kern van ons pedagogisch beleid is dat kleine en grote mensen zich willen ontwikkelen. Ouders maken enorme leerprocessen mee op het moment dat hun kind ter wereld komt, en vaak al ver daarvoor. Een kenmerk van dit leerproces is dat dit leerproces bij ouders spontaan en natuurlijk gebeurt. En binnen dit leerproces komen veel zekerheden en onzekerheden voor. Een kind maakt in de eerste 4 jaar een snel leerproces door waarover menig ouder en pedagogisch medewerker zich verbaast en van geniet. Juist omdat dit proces zo snel gaat vindt het kindercentrum het van cruciaal belang dat zij een plek creëert waarin de ouder zich geborgen en veilig voelt. Een voorwaarde voor dit proces is dat de pedagogisch medewerker zich bewust inleeft in de ouder/verzorger en zicht heeft op de behoeften en autonomie van de ouder en daarop anticipeert.

Belang van de oudercontacten.

De opvoeding van de kinderen binnen de instelling wordt met de ouders gedeeld (zie hiervoor ook 3.2. Opvoeding in de kinderopvang). Oudercontacten zijn een voorwaarde om te komen tot een goede afstemming tussen de opvoeding vanuit de ouder en de groepsleiding. Oudercontacten zijn ook bedoeld om ouders in staat te stellen hun kind met een gerust hart over te dragen aan de opvoeding in het kindercentrum. Omdat binnen de instelling zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de opvoedingssituatie thuis, wordt met de ouders afgesproken hoe dit binnen de verschillende vormen van kinderopvang zo goed mogelijk gezamenlijk ingevuld kan worden

Doel van de oudercontacten.

Kern van het oudercontact is : Een veilige en geborgen omgeving creëren waarin de pedagogisch medewerker en ouder een relatie ontwikkelen waardoor zij partners in opvoeding zijn. Door een regelmatig contact met ouders wil het kindercentrum de volgende doelen realiseren.

Relatie ouder-pedagogisch medewerker.

Ouders en groepsleiding zijn dus partners in opvoeding, omdat ze de opvoeding van het betreffende kind samen delen. Het is van belang samen af te spreken hoe ze deze gezamenlijke verantwoordelijkheid vorm geven. Dit gebeurt via het intakegesprek aan het begin van het wennen van het kindje in het kindercentrum. Na 6 weken is er een evaluatiegesprek met de ouder waarin de opvoedingsdoelen worden geëvalueerd. Ook wordt de kwaliteit van de geboden opvang, geëvalueerd via een exit interview op het moment dat ouder en kind de kinderopvang verlaten. Over ieder kind wordt een kinddossier bijgehouden waarin alle gesprekken worden vastgelegd. Daarnaast zijn er 10 minuten gesprekken die 1 keer per jaar gehouden worden en ten slotte zijn er gesprekken tussen ouders en pedagogisch medewerker via de dagelijkse overdracht. Ook als er problemen zijn kunnen ouders en groepsleiding bij elkaar te rade gaan. Een goede vertrouwensrelatie is in alle gevallen een vereiste. Het kindercentrum heeft een heldere klachtenprocedure die op de website uitgewerkt staat. Er wordt altijd zorgvuldig omgegaan met de informatie die ouders aan ons verstrekken. Wij hebben in onze huisregels een privacy protocol opgenomen waarin staat dat de pedagogisch medewerker een geheimhoudingsplicht heeft. Bovendien heeft zij ook te maken met de beroepscode kinderopvang, waarin ook regels zijn opgenomen omtrent de privacy van de ouders. Tevens worden de ouders geïnformeerd over het gevoerde beleid via de website en nieuwsbrieven. Deze worden elektronisch aangeleverd. Via e-mailverkeer kan iedere klant intensief communiceren met het management en groepsleiding over zaken die spelen.

Hoofdstuk 5: De pedagogisch medewerker.

Visie op leren.

In het personeelsbeleid van het kindercentrum staat de visie over de pedagogisch werker als volgt omschreven: Uitgangspunt is dat mensen willen veranderen en groeien. Mensen zijn de maat der dingen. Steeds wordt gekeken naar de behoeften, verlangens en opvattingen van mensen. Sleutel begrippen hierbij zijn echtheid, betrokkenheid en respect. Mensen zijn aan elkaar gelijkwaardig maar niet gelijk. Dit betekent dat iedere medewerker zich op haar eigen wijze ontwikkelt, maatwerk in leren is uitgangspunt. Verderop in ons personeelsbeleid staat: Uitgangspunt binnen de organisatiestructuur is dat mensen willen veranderen en ontwikkelen. Leren is binnen onze kindercentra vooral een praktische leerervaring. De dagelijkse ervaring is het vertrekpunt voor de pedagogisch medewerker. Een pedagogisch medewerker is geen pedagoog. Hiermee bedoelt het kindercentrum te zeggen dat pedagogisch medewerkers niet universitair geschoold zijn. Uitgangspunt is de dagelijkse praktijk. De ouder/verzorger mag verwachten dat de pedagogisch medewerker desgevraagd, tools aanbiedt aan de ouder waardoor het opvoed proces dynamisch verloopt. Door de wisselwerking tussen praktijk en theorie ontwikkelt zich de medewerker. Deze wisselwerking kan niet zonder reflectie op eigen persoon en houding. Het observeren is hierbij van fundamenteel belang. Deze observatie vormt de basis van de 10 minuten gesprekken. Door het kind te observeren op verschillende momenten van de dag krijgt de pedagogisch medewerker ook een beeld van het welbevinden van het kind de dag door.

De pedagogisch medewerker.

Sensitieve responsiviteit.

Niet ik maar de ander. Het inleven op de ander. Door als pedagogisch medewerker bewust lerend te zijn ontstaat een kwalitatieve relatie met de ander zowel de ouder als mede het kind. Leren is niet alleen een cognitieve functie, leren ervaren en reflectie hier op plegen is een activiteit van de hele persoonlijkheid. Door zo om te gaan met zichzelf en de ander ontstaat ook een grotere betrokkenheid met de ander (sensitieve responsiviteit) zowel in relatie met het kind als mede de ouder. Deze zienswijze komt kernachtig tot uitdrukking in het gezegde: zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Hiermee wordt bedoeld dat de manier waarop jij in de wereld staat je de wereld ook beleeft. En juist dan betekent responsiviteit dat je soms een stapje opzij zet om de wereld vanuit de ander te bekijken. Deze sensitieve responsiviteit wordt bijvoorbeeld zichtbaar door gericht observeren van het kind, of het kind te betrekken bij alledaags zaken zoals bijv. was opvouwen. Door bewust te zien waar het kind plezier in heeft tijdens het eten. Responsiviteit betekent dat je door de ogen van een baby de wereld bekijkt, plat op je rug kijkend naar het plafond. Responsiviteit betekent dat je inleeft in de ouder die de hele nacht bij zijn kind heeft gezeten omdat het kind zo'n jeuk had en de hele nacht niet kon slapen. Responsiviteit betekent dat je inleeft in je collega die migraine heeft waardoor jij een stapje harder loopt.

Respect voor de autonomie van het kind.

Zoals hiervoor al beschreven staat is het uitgangspunt voor het kindercentrum de autonomie van de pedagogisch medewerker in relatie tot bijv. zijn/haar leerhouding. De organisatie neemt in die zin een respectvolle houding aan t.o.v. de pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerker vertaalt deze autonomie in respect voor de autonomie van het kind. De pedagogisch medewerker vertaalt deze autonomie door zoveel mogelijk maatwerk te leveren in de behoeften van het kind. Maatwerk bijv. in voeding, slaapritmen, of aanbieden van stilte momenten. De pedagogisch medewerker vertaalt ook de autonomie van het kind door actief geïnteresseerd te zijn in het kind, het kind uit te nodigen om zich te ontwikkelen of door activiteiten te doen met het individuele kind.

Praten, uitleggen en luisteren.

Een kernfunctie in het contact tussen leidster en kind/ouder is communiceren. En communiceren gaat o.a. via taal. Ook praten met baby's is buitengewoon belangrijk. Niet alleen door bewust activiteiten te kiezen (bijv. boekjes voorlezen) maar ook door het kind te vertellen wat je gaat doen, waar je mee bezig bent. Dit praten gaat de hele dag door.

Structuur en rituelen.

Aan de ene kant stelt het kindercentrum de autonomie van het kind centraal. Aan de andere kant heeft een kind behoefte aan structuur. Structuur wordt vastgelegd in regels. Regels die bijv. te maken hebben met gezondheid en hygiëne voor het kind. Belangrijk is wel dat de regels altijd uitlegbaar moeten zijn voor de ouder, collega en kind. Regels worden o.a. geleerd door middel van rituelen. Rituelen die aangeboden kunnen worden in de groep (gezamenlijk liedjes zingen, gezamenlijk eten, sinterklaas en bijv. Suikerfeest) en anderzijds zijn er rituelen voor het individuele kind (bijv. slaapliedje of vaste gewoontes bij het verschonen). Rituelen en structuur bieden veiligheid voor het kind. Er dient wel continue een afweging gemaakt te worden in de kwaliteit van de structuur en rituelen. De structuur is er niet om de structuur en de rituelen zijn er niet om de rituelen.

Ondersteunen van positieve relaties tussen de kinderen; belonen en straffen.

Uitgangspunt is dat het kind een goed, waardevol mens is. Vanuit deze mensvisie benadert de pedagogische medewerker het kind. Dit wordt o.a. zichtbaar in de kernfuncties zoals beschreven in 3.3. opvoedingsdoelen. Deze visie betekent o.a. dat dit effect heeft hoe het kindercentrum om wil gaan met belonen en straffen. Straffen is altijd gericht op gedrag en niet op de persoon. De pedagogisch medewerker begeleidt dit proces zorgvuldig. Wanneer een kind gestraft wordt is er altijd nazorg om te kijken wat een kind hier van geleerd heeft en de vertrouwensrelatie tussen pedagogische medewerker en kind te handhaven. Het kindercentrum is van mening dat belonen effectiever voor de ontwikkeling van het kind is dan straffen. In die zin wordt het straffen als instrument summier toegepast.

Het kind in de groep.

Uitgangspunt is de autonomie van het kind. Deze autonomie wordt echter wel vormgegeven in een groep van jonge kinderen. Deze kinderen gaan verbintenissen met elkaar aan. De kinderen voelen, ruiken, raken elkaar aan en spelen met elkaar. Een jonge baby ontwikkelt taal in contact met anderen kinderen. Ook het slapen in de groep is een gezamenlijk proces waarin jonge kinderen veiligheid met elkaar ontwikkelen. In de groep heersen psychodynamische kenmerken. Een groep jongens ontwikkelt zich anders in een groep, dan een groep jonge meisjes. Er ontstaan hiërarchieën in de groep en er ontstaat leiderschap. Jonge kinderen kunnen gezamenlijk projecten uitvoeren. In dit aanwezig zijn in de groep onderscheidt het kindercentrum zich o.a. van de situatie thuis. En heeft hierin een unieke kans om het opvoedproces vorm te geven. Het kindercentrum verwacht dan ook van haar pedagogische medewerker dat zij zicht heeft op de processen van de groepsdynamiek en hier op kan anticiperen.

De opleiding van de pedagogisch medewerker en de praktijk.

Alle pedagogisch medewerkers hebben een op het werk afgestemde opleiding afgerond. De leiding werkt via een vast werkrooster, met vroege en late diensten en evt. een tussendienst, afhankelijk van de groepsgrootte. In het uitvoeren van het werktijden beleid heeft de organisatie zich ten doel gesteld de continuïteit zo veel mogelijk te waarborgen! Naast de vaste krachten werken stagiaires vanuit kindgerichte opleidingen voor minimaal 16 uur per week en minimaal een half jaar, zij worden begeleid door een praktijkopleider. Ook hierin stelt de organisatie de continuïteit voorop.

Werkervaringsplekken.

De pedagogisch medewerkers worden in de uitvoering ondersteund door volwassenen die op een werkervaringsplek werken. Zij hebben over het algemeen een fysieke en/of mentale beperking waardoor zij niet meer volledig inzetbaar zijn, daarom worden zij alleen boventallig ingezet.

Werkzaamheden die door hen worden uitgevoerd zijn, lichte huishoudelijke werkzaamheden, helpen bij het klaar maken en klaar zetten van de maaltijden en tussendoortjes, en spelletjes doen met de kinderen van de BSO, of meespelen met de kinderen van het KDV. ( het takenpakket wordt samengesteld in overeenstemming met hun fysieke en mentale mogelijkheden) Wat zij gemeen hebben is dat zij allemaal kiezen voor het werken met of voor kinderen en door hun aanwezigheid collega’s ondersteunen en kinderen extra aandacht bieden, tegelijkertijd laten zij zien dat ieders inzet en aanwezigheid waardevol kan zijn.


Hoofdstuk 6: Pedagogische dossiers.

Gewenningsbeleid.

Inleiding.

Het wennen van de kinderen binnen de opvang is een belangrijk beleidsterrein. Onze kindercentra zijn van mening dat het wenproces bij de ouders begint. Belangrijk is immers dat de ouder vertrouwen krijgt in de opvang. Een goede gewenningsperiode is erg belangrijk om de sociaal-emotionele veiligheid van het kind te waarborgen. De ervaring leert dat als de ouder zich minder prettig voelt bij de opvang, dit nogal eens terug te vinden is in het emotioneel veilig voelen van het kind. Het kind merkt of de ouder wel of niet in staat is om te kiezen voor de kinderopvang. Daarom wordt hier de gewenningsperiode van zowel de ouder als het kind benadrukt. Een relatie met het kindercentrum is het resultaat van herhaald contact. Hierbij spreken we over de contacten zowel binnen als buiten het kindercentrum. Binnen het kindercentrum: na het eerste contact wordt een afspraak gemaakt voor een intake gesprek op het kindercentrum. Het uitgangspunt voor de intake is om van elkaar te leren en om zo goed mogelijk het wenproces af te stemmen op de individuele situatie van het kind en de ouder. Tijdens de intake wordt een checklist gebruikt die bedoeld is om er op toe te zien dat alle processen besproken zijn. Tijdens de intake wordt ook overlegd wie de mentor wordt van het kind en dus ook het vaste aanspreekpunt voor de ouder.. De duur van gewenningsperiode is afhankelijk van individuele situatie van het kind en de ouder. Hierbij wordt een wenproces op maat aangeboden. Na zes weken vindt een evaluatiegesprek plaats waarbij met de ouder geëvalueerd wordt hoe de wen periode ervaren werd, zowel vanuit de ouder alsmede vanuit het kind. Hierbij wordt ook gekeken of het mentorschap aansluit bij het individuele kind en de ouder.

Gewenningsbeleid; overgang van de ene groep naar de andere groep.

Wanneer het kind de leeftijd van een dreumes of peuter bereikt heeft, wordt er gekeken of het kind naar een oudere groep over kan. Hierbij wordt zowel naar het individuele kind gekeken alsmede naar de groep waar het kind in terecht komt. Is het kind sociaal-emotioneel klaar voor nieuwe ontdekkingen, ervaringen en uitdagingen? De ouders worden uiteraard ook hier betrokken bij de gewenningsperiode. Ouder en kind worden door de pedagogisch medewerker van de nieuwe groep geïntroduceerd op de nieuwe groep. Tijdens de introductie wordt de werkwijze van de nieuwe groep besproken en wordt er informatie uitgewisseld over het kind . Hierbij wordt het protocol 'overgang naar de nieuwe groep' gebruikt. Belangrijk te vermelden is dat de gewenningsperiode afgestemd wordt op de behoefte van het individuele kind en ouder. Hier zijn verschillende scenario's mogelijk: *het kind blijft een uurtje met zijn mentor van de oude groep • het kind went tot de lunch • het kind eet de lunch mee • het kind blijft slapen • het kind gaat naar de nieuwe groep waarbij 's morgens afscheid genomen wordt van de oude groep en worden spulletjes van het kind meegenomen naar de nieuwe groep.

Dagritme.

Binnen het kindercentrum vinden we het belangrijk om een dagritme te volgen. Het dagritme bestaat uit speel en leeractiviteiten zoals; liedjes zingen, spel, buitenspelen of uitjes en verzorg-Ieer activiteiten zoals eten, drinken, handen wassen of verschoond worden. De momenten waarin er wordt opgeruimd of de tafel wordt klaargemaakt noemen we overgangsmomenten. Wij vinden het belangrijk om kinderen te betrekken bij de overgangsmomenten. De overgangsmomenten zijn de momenten waarin kinderen de ruimte krijgen om samen te leren. Dit betekent dat we een kind vragen of hij mee wil helpen opruimen, samen de tafel te dekken of zich aan en uit te kleden om een slaapje te doen. Het leren en ontwikkelen staan hierin centraal. Het dag ritme van een baby en dreumes begint thuis. Het is daarom belangrijk dat er 's ochtends tijd wordt genomen voor een goede overdracht en afstemming met de pedagogische werker. Baby's en dreumesen kennen nauwelijks een geordende structuur van tijd en gaan nog helemaal op in het NU: Daarom vragen we iedere dag naar het dag ritme van het kindje thuis. Hoe laat hij/zij wakker was, de eerste fles heeft gehad, bijzonderheden in de voeding en gedrag. Dit wordt vastgelegd in een voedingsschema, dit werkt aan het eind van de dag als een geheugensteun bij de overdracht van pedagogisch medewerker naar ouder. Na verloop van tijd herkent het kind de patronen van het dagritme van de groep en gaat het zich op zijn gemak voelen. Voor de Peuters speelt het dagritme een belangrijke rol. De pedagogische medewerker neemt samen met het kind eerst afscheid van de ouder, hierna volgen er spontane activiteiten en wensen van het kind enerzijds en het meedoen aan het groepsgebeuren anderzijds. Belangrijk hierin is het creëren van positieve overgangsmomenten zoals:

Het dagritme.

is bedoeld om kinderen actief te betrekken en ruimte te geven voor autonomie, dit maakt dat de overgang goed verloopt. En doordat het dagritme op iedere groep in grote lijnen hetzelfde is geeft dit een vertrouwd gevoel voor het kind.

Eten en drinken.

Op het kindercentrum wordt er met elkaar als groep gegeten en gedronken. De kinderen eten samen met de pedagogisch medewerkers aan tafel. Dit is een dagelijks terugkerend ritueel. De pedagogisch medewerker ondersteunt dit proces door samen met de kinderen 's ochtends fruit te schillen, 's middags de broodmaaltijd, het drinken en de tussendoortjes aan tafel te verzorgen. Het samen eten en drinken heeft ook een sociale functie, het creëert sfeer en is een moment van rust op de groep. Een gevarieerde voeding is belangrijk. Wij gaan uit van de schijf van vijf. Dit betekend dat we bij de leverancier wekelijks verse producten bestellen zoals brood, zuivel, hartig beleg, fruit en groenten of een eitje. Soms krijgen de kinderen ook iets extra's zoals; pannenkoeken, knakworstjes, poffertjes of vis. De pedagogisch medewerker van de groep kan dit aangeven op de boodschappenlijst en bestellen. Kinderen krijgen kleine porties op hun bord en ze worden gestimuleerd voldoende te eten. Ze worden nooit gedwongen hun bord leeg te eten. De pedagogisch medewerkers zien erop toe dat de baby's en peuters goed drinken. 's Morgens rond 09:30 uur en tijdens de lunch wordt er gedronken. In de middag en aan het eind van de middag krijgen de kinderen nogmaals iets te drinken. De kinderen krijgen melk, diksap en ranja te drinken. Bij een verjaardag delen kinderen vaak een traktatie uit. In overleg met de ouders en pedagogisch medewerkers kijken we welke dag de verjaardag gevierd wordt. De pedagogisch medewerkers zorgen voor een feestmuts en een cadeautje. Ouders kunnen altijd overleggen met de pedagogisch medewerkers over een geschikte traktatie. Wij houden ons aan de GGD voeding hygiëne richtlijnen. We zien er op toe dat beperkt houdbare levensmiddelen tijdig weggegooid worden. Flesvoeding wordt één keer opgewarmd en na 1 uur weggegooid. Het is altijd mogelijk om borstvoeding te geven of mee te brengen in een koeltas of ingevroren. In het protocol Hygiëne en gezondheid wordt dit nader behandeld.

Verschonen en zindelijk worden.

Het verschonen binnen het kindercentrum gebeurt op vaste verschoonmomenten. De tijden hiervoor zijn te vinden in het dagschema. Naast deze momenten worden kinderen die een luier dragen regelmatig gecontroleerd op een vieze luier en zo nodig verschoond. De luiers worden verstrekt door het kindercentrum. Aan het einde van de dag krijgt ieder kind een schone luier, zodat het verschoond naar huis gaat. Ouders geven in de overdacht aan wanneer het kind thuis bezig is met zindelijkheidstraining. Zo kan de pedagogisch medewerker met de ouder overleggen hoe dit thuis gaat. Zodat het op kindercentrum kan worden voortgezet. Dit wordt op de groep op een spelende wijs gedaan waarbij andere peuters kunnen zien hoe andere kinderen bezig zijn met de zindelijkheidstraining. Dit werkt als een stimulans voor anderen kinderen. Aan zindelijkheidstraining wordt op het kindercentrum op een positieve manier aandacht gegeven. Dit kan in de vorm van kinderboekjes, beloningsstickers, zindelijkheidsdiploma, kleurplaat etc. kinderen die zelf naar het toilet kunnen gaan kunnen dit aangeven aan de pedagogisch medewerker.

Slapen op de groep.

In principe krijgen alle kinderen van de baby groepen tot en met de peuters, de mogelijkheid om naar behoefte te slapen. Dit varieert van heel regelmatig tot af en toe nog een middagslaapje. Baby’s en jongste dreumesen slapen in ledikantjes, oudere dreumesen en peuters slapen op stretchers in de slaapkamer of op de groep. Voor bijzonderheden over de slaapgewoontes op de verschillende groepen leest u meer in de hierna volgende paragraaf over “Groepsgewoonten die een verbijzondering zijn van het algemeen pedagogisch beleid”.

Activiteiten.

Taal en communicatie.

Communicatie tussen pedagogisch medewerker en kinderen gebeurt op diverse manieren en vormt de basis voor emotionele veiligheid. Jonge kinderen praten met heel hun lichaam. Het is daarvoor van belang dat de pedagogisch medewerkers kinderen uitdagen en helpen hun weg te vinden bij het delen van emoties en ervaringen en contact maken. Taal is hierin een belangrijk communicatiemiddel en biedt mogelijkheden om emoties te begrijpen. Door de emoties te benoemen kan het kind leren er grip op te krijgen. De pedagogisch medewerker kan met taal kinderen houvast geven om de wereld te verkennen en leren betekenis te geven en na te denken. De pedagogisch medewerker stimuleert kinderen door het voorlezen van boeken en voor het eten liedjes te zingen. Ieder jaar wordt er op alle groepen meegedaan aan de nationale voorleesdagen en worden ouders erbij betrokken met de vraag, zich op te geven als voorleesouder. Op alle groepen worden er regelmatig kinderboeken aangeschaft die aansluiten bij de interesse en taalontwikkeling van het kind. Binnen het thema muziek en bij de diverse feesten worden er op alle groepen liedjes gekozen om samen met de kinderen te zingen. Door op een bewuste maar spelende manier taal aan te bieden creëert de pedagogisch medewerker een omgeving waarbij kinderen hierin gestimuleerd worden. Baby's, dreumesen en peuters communiceren op twee manieren; met hun lichaam - non verbaal - en door te praten. Doordat de pedagogisch medewerker hierop inspeelt schept hij/zij een veilige omgeving voor het kind. Dit doet de pedagogisch medewerker door te werken volgens de didactiek van de 3 V's. in onderstaand voorbeeld staan de 3 V's gekoppeld aan voorbeelden uit de praktijk:

Aantal kinderen per pedagogisch medewerker en omvang stamgroep, achterwacht en buitenspelen.

De pedagogisch medewerker tot kind ratio en de groepsgrootte hanteren wij de norm volgens de beleidsregels van de wet kinderopvang. De groepsgrootte in onze kindercentra is afhankelijk van de leeftijd. De algemene lijn in de medewerker – kind ratio conform de beleidsregels is als volgt:

Één pedagogisch medewerker per vier aanwezige kinderen tot één jaar.

Één pedagogisch medewerkers per vijf aanwezige kinderen van 1-2 jaar.

Één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2-3 jaar.

Één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3-4 jaar.

Voor locatie Gaya betekent dit dat er 2 VVE stamgroepen zijn:

  1. Tristan; de ochtend groep, inloop 8.30 programma van 8.45u tot 11.45.

  2. Pennilore; de middag groep, inloop 12.15 programma van 12.30 tot 15.30.

Gedurende de dag is de stamgroep de vaste plek voor de kinderen, tijdens het buitenspelen verlaten zij de stamgroep, dan wordt de max. groepsgrootte los gelaten, wel blijft de leidster kind ratio van kracht. In de vakantie periode zullen de groepen over het algemeen samen draaien op een van beide groepen, de leidster kind ratio blijft van kracht, en de vaste leidsters zullen samen de groep draaien.

Voor locatie Ayla betekent dit dat er drie stamgroepen zijn:

  1. Merlijn voor dreumesen 1-2,5jr, max. 15 dreumesen met 3 pedagogisch medewerkers.

  2. Persval voor peuters van 2,5-4jr, max. 14 peuters met 2 pedagogisch medewerkers, Persival is een VVE groep die van 9.30u tot 16.30u werkt met het Kaleidoscoop programma.

  3. Isolde voor peuters van 2-4jr, max. 14 peuters met 2 pedagogisch medewerkers.


Het vier ogen principe binnen het kindercentrum:

Op de twee locaties, voor KDV en VVE, van het kindercentrum zijn groepen nooit alleen aanwezig op de locatie.

Op locatie Ayla zijn vier KDV groepen actief, die twee aan twee op een verdieping werken. Als de leidsters aan het begin en eind van hun dienst alleen staan, hebben zij via de glazen tussen wanden zicht op elkaars groep. Zij sluiten gezamenlijk af, in de ochtend beginnen zij sowieso gezamenlijk in het kader van het open deuren beleid. Als de groepen samen draaien vanwege het kind aantal, is er nog de beneden groep aanwezig op de locatie. Daarnaast is er altijd iemand van het MT aanwezig.

Op locatie Gaya waar van ma tot donderdag een ochtend en middag VVE groep draait staan de leidsters gedurende de volledige VVE tijd met z'n tweeën. Is dit vanwege het kindaantal niet nodig dan is er een lid van het management team.

Er is altijd voor de drie locaties van het kindercentrum een MT lid aanwezig van openingstijd tot sluitingstijd.

Groepsgewoontes die een verbijzondering zijn van het algemene pedagogische beleid.

Gawain.

Voor de babygroep Gawain geldt dat zij kinderen opvangt van 0 tot ongeveer 1 jaar. Voor 8 baby's staan twee begeleidsters op de groep, bij negen baby's of meer zal er een derde leidster staan. Kindjes gaan door naar de dreumesgroep als zij er aan toe zijn, dit is meestal rond hun eerste verjaardag, en zodra er plek is. Gawain heeft een dagritme van voeden, spelen, slapen, maar in principe sluiten we qua voedings- en slaaptijden aan bij het ritme van de thuissituatie. Kinderen slapen naar behoefte in de slaapkamer op de groep.

Waar het weer het toelaat gebruiken zij de buitenspeelplaats achter het kindercentrum. Voeding wordt door het kindercentrum verstrekt en waar ouders dit wensen krijgt hun kind van huis meegebrachte voeding of borstvoeding.

De kinderen van Gawain worden ’s morgens en aan het eind van de dag opgevangen gezamenlijk met de kinderen van Pennilore in het kader van het opendeurenbeleid. Voordeel hiervan is dat de kinderen vanaf hun start bij het Kindercentrum bekend zijn met de leidsters van hun mogelijke vervolg groep (zij kunnen ook doorstromen naar Merlijn).

Merlijn.

Merlijn is de dreumesgroep van locatie Ayla en vangt kinderen op in de leeftijd van 1-2,5 jaar. Merlijn heeft plek voor 15 dreumesen, die als het kindaantal hierom vraagt, begeleid worden door drie groepsleidsters. Merlijn heeft een grote groepsruimte waar een plek is om te rennen, klimmen en klauteren, afgescheiden van de plek waar ruimte is voor rustig spel en eten. Op deze leeftijd kunnen dreumesen al even wachten op eet- en drink momenten, dus heeft de groep een vast ritme in spel, eten, drinken en slapen.

Merlijn gebruikt de begane grond verdieping vanaf de kerstvakantie samen met VVE groep Tristan en wordt begrensd door een kantoorwerkplek zodat er een groot deel van de dag sprake is van een extra paar ogen naast de groep, in de ochtend zal in de middelruimte ook de voorschoolse opvang starten.

De groep beschikt over een ruime slaapkamer waar de meeste kinderen nog eenmaal per dag gebruik van maken, maar mocht een kind hier nog behoefte aan hebben is er ook ruimte voor tweemaal daags een slaapje. Direct achter de groepsruimte is een ruime buitenspeelplaats geschikt voor jonge kinderen, waar zij veilig kunnen spelen.

Pennilore.

Pennilore is de dreumesgroep van locatie Gaya en vangt dreumesen op in de leeftijd van 1-2,5 jaar met een maximale capaciteit van 15 dreumesen begeleid door, als het kindaantal hierom vraagt, 3 leidsters. Pennilore volgt het dagritme van het kindercentrum, met vaste eet, drink en slaaptijden. Kinderen hebben nog wel een wisselende behoefte aan slaap, de meeste dreumesen slapen één keer, waar nodig krijgen zij 2 slaapmomenten. Hiervoor hebben zij de beschikking over een ruime eigen slaapkamer.

Voor het buiten spelen maakt Pennilore gebruik van de buitenspeelplaats van locatie Ayla, te bereiken via een beveiligde wandelroute.

Isolde.

Isolde is de peutergroep van locatie Ayla die is gehuisvest op de eerste verdieping. Isolde vangt de kinderen van 2,5-4 jaar op. In de ochtend heeft Isolde een open opendeurbeleid met Persival, Isolde volgt het dagritme van het kindercentrum. Voor het slapen werken Isolde en Persival samen. Zij maken voor het slapen gebruik van een middelruimte, waar alle kinderen op stretchers slapen. Kinderen die niet willen slapen kunnen gewoon op de eigen groep spelen.

Voor het buitenspelen maakt Isolde gebruik van de tussen speelplaats. Deze speelplaats is ingericht voor kinderen vanaf 3 jaar(jongere kinderen spelen op de achterspeelplaats) en biedt wat meer uitdaging voor de ondernemende peuter. Voor het toiletgebruik tijdens het buitenspelen kunnen zij gebruik maken van de toiletten van BSO Gaya, of de groep van Merlijn, die direct grenzen aan de buitenspeelruimte. Na 14.00 uur wordt de speelplaats ook gebruikt door de jongste kinderen van de BSO, kinderen maken op die manier ook kennis met hun mogelijke vervolggroep.

Persival.

Persival is de tweede peutergroep van locatie KDV Ayla. Zij biedt opvang aan kinderen van 2,5jr – 4 jr. Maximale capaciteit van de groep is 14 kinderen begeleid door 2 leidsters. Persival start de dag gezamenlijk met Isolde en zij sluiten de dag ook gezamenlijk af met Isolde. Persival volgt een eigen dagritme omdat zij van 9.30u tot 16.30u werken met het Kaleidoscoop programma.(hierover meer onder het VVE).

Voor het slapen werken zij samen met Isolde, de wakkere kinderen blijven op de groep, de kinderen die behoefte hebben aan een middagslaapje gaan met hun leidster naar de tussenruimte om daar te slapen. Voor het slapen wordt gebruik gemaakt van stretchers.

Voor het buiten spelen maakt Persival gebruik van de buitenspeelruimte achter locatie Ayla met de jongste kinderen. Voor de oudste peuters wordt naar behoefte gebruik gemaakt van de speelplaats voor de oudere peuters. Beide speelplaatsen zijn direct vanuit de locatie te bereiken.

Tristan.

Tristan is de nieuwe VVE groep, gestart in oktober 2012. Tristan biedt alleen VVE opvang van 8.45uur tot 12.15 uur, van maandag tot woensdag ochtend. Met uitzondering van alle schoolvakanties. Tristan heeft een capaciteit van 15 peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, en wordt begeleid door twee vaste leidsters. Kinderen werken met een vast speelritme vanaf het moment dat ze starten om 9u. Om 10 uur eten zij gezamenlijk fruit, wat wordt verzorgd door het kindercentrum. In principe wordt de ochtend op de buitenspeelplaats afgerond.

Meer over de VVE onder VVE op de website.

Achterwacht.

AylaGaya vindt het belangrijk dat er altijd een achterwacht beschikbaar is bij evt. calamiteiten. Doordat alle locaties bestaan uit minimaal twee groepen zijn er bij het openen en sluiten twee medewerkers aanwezig. ZDe diverse groepen en locaties hebben het zo geregeld dat zij voor elkaar achterwacht kunnen zijn. In geval van calamiteiten zijn er altijd gekwalificeerde beroepskrachten beschikbaar.

Buitenspelen.

In een grote stad als Amsterdam is het buitenspelen van kinderen heel belangrijk. Immers door buitenspelen maken de kinderen contact met de elementen van de natuur. Om die reden heeft kindercentrum Ayla een ruim ingerichte buitenruimte waar kinderen buiten kunnen spelen en zich ontwikkelen. Sinds de opening van Gaya is er een nieuwe buitenspeelruimte gecreëerd. Er is een afgeschermd looppad via welk de kinderen naar de speelplaats kunnen wandelen. Kinderen van 0-3 jaar spelen op de speelplaats voor de jongste kinderen. Kinderen vanaf 3 jaar vinden extra uitdaging op de nieuwste speelplaats waar een uitdagend klimtoestel is geplaatst. Het kindercentrum heeft als beleid dat de kinderen tenminste dagelijks buiten kunnen spelen. Ook voor de babygroep geldt dat de kinderen regelmatig buiten komen.

Nawoord.

Opvoeden is wijsheid. In 1922 gaf Martin Buber een boek uit met de titel: ich und du. In dit boek stelt hij de wederkerigheid in menselijk contact centraal. Het gaat steeds om de wisselwerking tussen ik en gij. Hiermee bedoelde hij te zeggen dat de kern van het menselijk contact steeds gaat om bewustwording van de eigen positie versus het kunnen inleven op anderen. De kern van leerprocessen is vergroten van het vermogen tot wijsheid. Wijsheid betekent het verwonderen over alles wat leeft en ontwikkelt. In die zin wil het kindercentrum kiezen voor het ontwikkelen van wijsheid bij kleine en grote mensen. En dit willen we op een bijzondere wijze doen namelijk via het beeld van de mens als homo ludens, de spelende mens. Juist door spelen leren mensen grenzen verkennen, uitdagingen formuleren en er mogen zijn in het spel.
Het bijzondere van ons kindercentrum is dat we deze relatie niet alleen zien tussen pedagogisch medewerker en kind maar ook bijv. tussen pedagogisch medewerker en de ouder. Immers hoe beter een pedagogisch medewerker ervaart hoe het is om te spelen hoe beter de pedagogisch medewerker zich kan inleven op ouder/verzorger en kind. In die zin geldt de mission statement; in de bonte stoet van mensen is iedereen welkom. Dit betekent dat grote mensen welkom zijn als mede kleine mensen. Dit betekent dat kinderen plus welkom zijn en kinderen zonder handicap. Het is een kwestie van perspectief. Wat ons allen verbindt, klein of groot, is dat we ons ontwikkelen, dat we willen spelen en dat we er mogen zijn.